SYNDROOM VAN DOWN IN HET ONDERWIJS!
 
 

Afstudeerscriptie in het kader van de opleiding

onderwijsassistente nivo 4 van het ROC Zadkinecollege te Spijkenisse.

Gemaakt door:      Elleke Goudswaard                    

Scriptiebegeleider: Mw. Wil Noordzij Februari 2005    


 Voorwoord

Wat is mongolisme/syndroom van Down?

Door een foute celdeling in een van de geslachtscellen (mannelijk of vrouwelijk) ontstaat er een chromosomenpaar met een extra chromosoom eraan vast. (3 i.p.v 2). Dikwijls aan het 21e chromosomenpaar.
Dit wordt aangeduid met de term: Trisomie 21.
Bij ongeveer 2.5% ontstaat de delingsfout pas na de eerste deling van de bevruchte eicel. Er ontstaan dan twee soorten cellen: normale en met trisomie 21. een soort mozaïek cellen dus. Zelden komt ook voor: translocatie, dat wil zeggen de extra chromosoom zit aan een andere dan de 21e vast.
Het extra chromosoom voegt een overdosis aan genen toe. Er is een verstoring in evenwicht tussen de overeenkomstige genen van de nummers 21, doordat er nu 2genen – afkomstig van één ouder – moeten samenwerken met 1 gen, afkomstig van de andere ouder. Deze verstoring in chromosoomopbouw is onomkeerbaar en heeft daardoor een aantal gevolgen.






De ontwikkeling, vaak over de hele linie, verloopt langzamer, anders, soms gebrekkiger. Ontwikkelingsmijlpalen worden minder snel bereikt, zoals in onderstaande figuur wordt weergegeven:



De langste afstand bij iedere ruit geeft de spreiding aan, de kortste afstand het gemiddelde.


Verstandelijk betekent het dat het kind beperkt is. in hoeverre? Dat verschilt per kind tot kind want net als bij het uiterlijk (er komen een aantal kenmerken vaak voor, waardoor kinderen met syndroom van Down wat op elkaar lijken) is ieder kind van verschillende ouders, met een verschillend erfelijkheidspakket. Kortom: ieder kind is uniek!
Lichamelijke kenmerken
• In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, lijken mensen met syndroom van Down veel meer op hun eigen ouders, broertjes en zusjes dan op elkaar.
• Toch zijn er wel wat typische kenmerken die bij mensen met syndroom van Down aanwezig kunnen, maar niet hoeven zijn: nauwere oogspleten die schuin omhoog lopen, een kleine kaak, kleine neus en oren, een ronder, kleiner gezicht en relatief korte armen en benen. Volwassen mensen met syndroom van Down moeten erg oppassen voor overgewicht.
• De meeste kinderen met syndroom van Down hebben bij de geboorte een slappe spierspanning. Dit leidt tot een vertraagde motorische ontwikkeling: gaan staan, gaan lopen etc. Met behulp van fysiotherapie kunnen baby's met syndroom van Down al vanaf vlak na de geboorte worden geholpen om motorisch sterker te worden
Verstandelijke vermogens
• Het IQ van mensen met syndroom van Down kan variëren van heel laag tot heel gewoon. De meeste mensen met syndroom van Down zijn echter niet zwaar verstandelijk gehandicapt maar licht verstandelijk gehandicapt tot zwakbegaafd.
• In de praktijk betekent dit dis dat het overgrote deel van de mensen met syndroom van Down gewoon kan leren lezen en schrijven en een redelijk goed ontwikkeld begrip heeft van de wereld om zich heen.
• De zwakste plek bij de meeste mensen met syndroom van Down is de actieve taal en spraakontwikkeling. Tegenwoordig weten we dat ze veel meer begrijpen dan ze zelf in woorden kunnen uitdrukken. Vroege stimulering van lezen blijkt een sterk positief effect te hebben op het zelf actief gaan praten.
Medische aspecten
• Bij ongeveer 40 % van alle kinderen die worden geboren met syndroom van Down is er sprake van een aangeboren hartafwijking. In bijna alle gevallen zijn deze afwijkingen goed te verhelpen of behandelen.
• Iets vaker dan gemiddeld hebben kinderen met syndroom van Down aanleg voor schildklierafwijkingen, gehoorproblemen, luchtweginfecties, slechte ogen en maagdarmproblemen.
Tegenwoordig worden baby's met syndroom van Down vanaf de geboorte gescreend op een aantal gezondheidsproblemen. Dit heeft hun levensverwachting verhoogd van circa 22 jaar (in de jaren '60 en '70) naar boven de 60 jaar.

 


 

Inhoudsopgave:

 

Inleiding                                                                                                                               1

 

1. Stagewerkplekken (werksoort).                                                                                     2

1.1        Instelling.                                                                                                 2

1.1.1    Instelling speciaal onderwijs                                                                     3

1.1.2    Instelling basisonderwijs                                                                           4

1.2        Doelgroep speciaal onderwijs                                                                  5

1.2.1    Doelgroep basisonderwijs                                                                        5

1.3        Werksoort speciaal onderwijs                                                                  5

1.3.1    Werksoort basisonderwijs                                                                        6

1.4        Kenmerken basisschool en zmlk school                                                   7

1.4.1     Kenmerken basisschool                                                                          7

                  1.4.2     Kenmerken zmlk school                                                                          7

 

2. Het onderwerp omschrijving van het onderwerp en een toelichting op de                  8

     vraagstelling

2.1  Het onderwerp                                                                                              8

2.2  Een omschrijving van het onderwerp                                                              8.

2.3  Een toelichting op de vraagstelling.                                                                 9

 

3. Bespreking van de vraagstelling m.b.t literatuuronderzoek.                                       10                                                                  

4. De voor - en nadelen van beide schoolsoorten                                                             12

4.1 Voor en nadelen van een reguliere school                                                             12                                                                    

4.2 Voor en nadelen van een z.m.l.k school.                                                                           13

 

5. Onderzoek bij ouders (interviews ouders)                                                                     14

5.1 Op school (literatuuronderzoek).                                                                                      14

5.2 Interviews ouders                                                                                                            17

 

6. Onderzoek leerkracht basisonderwijs (interviews basisonderwijs)                              21

 

7. Onderzoek leerkracht/ medewerkers z.m.l.k (interviews z.m.l.k)                                23

 

8. Kiezen voor (conclusies)                                                                                                 27

 

9. Visie op het professionele werk t.a.v mijn onderwerp en mijn                         28

     aanbeveling aan mijn stage – instelling                                                           

9.1 Visie                                                                                                                                28

9.2 Aanbeveling naar mijn stage – instelling                                                                 29

 

Slotwoord                                                                                                                             30

 

Bronvermelding                                                                                                                  32

 


Kyara 5 jaar


Inleiding

 

Als afstuderende voor onderwijsassistente was de keuze voor mijn examenscriptie snel gemaakt. Voor het maken van mijn examenscriptie stelde ik mezelf de vraag: bij welke vorm van onderwijs zijn kinderen met syndroom van Down het best gebaat?.

Ik ben begonnen met boeken lezen, en video’s te bekijken over dit onderwerp.

Daarna ben ik met verschillende mensen gaan praten. Zo ben ik in aanraking gekomen met verschillende ideeën over onderwijs voor kinderen met syndroom van Down, soms voortkomend uit een psychologisch standpunt, soms voorkomend uit de dagelijkse praktijk en soms voorkomend uit meningen van ouders. Als ouder van een kind met syndroom van Down kan je een keuze maken uit een van de vormen onderwijs die er bestaan:

 

-         Regulier onderwijs, dus basisonderwijs

-         Speciaal onderwijs, dus zmlk onderwijs

-         Eerst basisonderwijs proberen, en als het dan te moeilijk wordt, overstappen op het zmlk onderwijs

 

Om inzicht te krijgen in de vele mogelijkheden, en standpunten heb ik in deze scriptie geprobeerd om vanuit de literatuur en interviewonderzoeken een overzicht te maken van de twee onderwijssoorten (basisonderwijs en zmlk onderwijs) waar kinderen met syndroom van Down les volgen.

 

Probleemstelling

 

Jonge kinderen hebben ontzettend veel te leren, het is een periode waarin mensen ook ‘open’ staan om iets te leren. Dat wat ze geleerd hebben is belangrijk voor hun latere leven. Het zijn bouwstenen om een zelfstandig leven op te bouwen.

De meeste mensen gaan ervan uit dat kinderen met syndroom van Down of op een reguliere basisschool het beste onderwijs krijgen of op een zmlk school.

Dit wordt daarom mijn onderzoeksvraag:

 

‘Bij welke vorm van onderwijs zijn kinderen met syndroom van Down het best gebaat?’

 

Opzet scriptie

 

In zowel het theoretische gedeelte als praktisch gedeelte wil ik proberen een antwoord te vinden op de probleemstelling. In het theoretische gedeelte worden een aantal dingen beschreven zoals: stagewerkplekken (werksoort), bespreking van mijn scriptieonderwerp,  bespreking van de vraagstelling t.a.v literatuuronderzoek, voor - en nadelen van beide onderwijssoorten, punten waar ouders naar kijken als ze willen dat hun kind naar het reguliere onderwijs gaat.

In het praktische gedeelte komen leerkrachten uit het basisonderwijs en uit het zmlk onderwijs aan het woord.

Het zijn leerkrachten die een kind met syndroom van Down in de klas hebben gehad met name kleuterleidsters in het basisonderwijs. Van het speciale onderwijs komen in mijn scriptie ook een ambulant begeleidster, een psychologe en een leerkracht voor buitengewoon onderwijs (speciaal onderwijs) aan het woord.

Daarnaast komen ouders aan het woord met hun ervaringen van hun kind met het syndroom van down in een van de onderwijssoorten.


Kyara viert haar verjaardag


Hoofdstuk 1: Stagewerkplekken

 

1.1 Instelling

 

In dit hoofdstuk ga ik jullie iets vertellen over de instellingen, de doelgroepen, en de werksoorten waarbij ik stage heb gelopen in mijn derde leerjaar voor de opleiding onderwijsassistente. De werksoorten zijn speciaal onderwijs (zmlk) en regulier basisonderwijs. In het speciaal onderwijs heb ik gewerkt met kinderen met syndroom van Down. In mijn klas van het speciale onderwijs zaten 11 kinderen, 6 kinderen van de 11 hadden het syndroom van Down. Op de basisschool waar ik stage heb gelopen was er geen sprake van kinderen met syndroom van Down.

 

1.1.1 Instelling speciaal onderwijs.

 

Schooladres:

 

Dr. A van Voorthuysenschool

Rollostraat 85

3084 PM Rotterdam

Telefoon:          010 – 4291587

Fax:                 010- 4950240

 

Naamgeving:

 

Adriaan van Voorthuysen werd 7 februari 1872 te Beekbergen geboren, bezocht aldaar de lagere school en doorliep vervolgens het gymnasium te Zupthen.

Hij studeerde van 1892 tot 1899 te Leiden, waar hij zijn artsexamen aflegde in 1898 en 10 februari 1899 promoveerde op het proefschrift ‘over symfonie’. Eerst was hij geneesheer te Franeker van 1898 tot 1910, daarna schoolarts te Groningen van 9 mei 1910 tot 31 december 1920.

Met ingang van 1 januari 1921 werd hij als inspecteur van het buitengewoon lager onderwijs benoemd.

Zijn positie werd die van hoofdinspecteur van het buitengewoon later onderwijs.

 

De dr. A van Voorthuysenschool bestaat sinds 1939.

Het is een school van de gemeente Rotterdam.

De school is een openbare school voor zmlk.

De school is gevestigd geweest op verschillende plekken in Rotterdam Zuid. In 1962 is de school terecht gekomen op de locatie waar ze zich nu nog steeds bevindt: in de Rollostraat 85 in de wijk Wielewaal (Charlois).

De Voorthuysenschool is lange tijd alleen gevestigd geweest in het gebouw aan de Rollostraat. Door een sterke stijging van het leerlingenaantal is in 1998 een scheiding ontstaan tussen de SO en de VSO afdeling. De VSO afdeling is nu gevestigd in de wijk IJsselmonde, achter het winkelcentrum Keizerswaard.

Aan de SO afdeling is sinds korte tijd een gelegenheid voor Buitenschoolse Opvang (BSO) verbonden. Veel leerlingen zijn van oorsprong niet Nederlands. Dit is ongeveer 60% van alle kinderen die les volgen op deze school. Er is dus maar een klein aantal (40%) Nederlandse kinderen die op deze school les volgen.

                                                                       

De dr. A van Voorthuysenschool is een dagschool. Aan de school is dus geen internaat verbonden.

De leerlingen die afkomstig zijn uit Rotterdam en omgeving, reizen dagelijks heen en weer van school naar huis. De leerlingen reizen per taxi, per schoolbus of ze worden door hun ouders gehaald en gebracht. In hun schoolperiode worden de kinderen wel voorbereid op het mogelijk zelfstandig reizen met het openbaar vervoer tussen school en de thuissituatie.

De kosten van het eventuele abonnement komen voor rekening van het schoolbestuur.

 

1.1.2 Instelling basisonderwijs.

 

Schooladres:

 

De Bongerd

Patrijs 28

2986 CA Ridderkerk

Telefoon: 0180 – 425857

Fax         : 0180 – 434346

 

De school valt onder het bestuur van de Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs te Ridderkerk en kenmerkt zich door een open christelijke houding met als uitgangspunt de Bijbel als Gods Woord. Dat wil zeggen, dat een ieder welkom is, die de grondslag en identiteit van de Vereniging en dus van de school respecteert. Vanuit het voorbeeld van Jezus Christus, met de Bijbel als inspiratiebron en richtsnoer, willen wij elkaar stimuleren tot verantwoordelijkheid voor deze aarde en de samenleving. De school is een christelijke school en dat probeert men op verschillende manieren waar te maken: door het geven van godsdienstlessen, het dagelijks bidden, zingen en door de omgang met elkaar. Ook speelt deze christelijke achtergrond een rol bij de keuze en behandeling van bepaalde lesstof. Eerbied voor God en het leven van de mensen en de natuur wil de school graag overdragen op de kinderen. Daarbij gaat de school bij hun onderwijs uit van het kind in de samenleving, waar Gods woord richting geeft aan de vorming, die de school het kind wil geven.

Op deze school zijn ‘openheid en respect’ sleutelwoorden. Dat moet blijken uit de sfeer en de uitstraling. Dat moet uitvloeien in naastenliefde, hoop, en perspectief en respect voor elkaar, omgeacht ras, godsdienst en cultuur. Zo probeert de school inhoud te geven aan het begrip ‘Christelijk’. Een dankbare taak die de school graag wilt vervullen.

Gezin, school en kerk zijn belangrijk plaatsen voor de godsdienstige vorming van kinderen. Onderling kunnen e met elkaar verbonden zijn en zo een driehoek vormen. Om aan de band tussen school en kerk concreet inhoud te geven is er een samenwerkingsverband gevormd, dat ebstaat uit predikanten van de ‘Goede Herderkerk’ en de ‘Levensbron’ met de scholen binnen de vereniging van de school. De school zingt altijd uit het Liedboek voor de kerken. Elk jaar wordt een themadienst gehouden, voor alle kinderen en hun ouders, georganiseerd door een van de drie scholen van de vereniging. Voorafgaande aan deze dienst brengt een aantal groepen een bezoek aan de betreffende kerk om zo de betrokkenheid met de themadienst te stimuleren. De basisschool De Bongerd is gelegen in de wijk Ridderkerk – Drievliet, de wijk ontleent haar naam aan drie noord/zuid lopende watergangen en groenstroken waardoor ze in drie woongedeelten van bijna gelijke grootte wordt verdeeld. Ook uit de iets verder gelegen wijk het Zand komen veel van de leerlingen, omdat in deze wijk geen scholen worden gebouwd. De school dateert van 1979. In 2001 zijn er vijf nieuwe lokalen bijgebouwd.

                                                                       

De Bongerd is een moderne, open, christelijke basisschool. De school wilt bereiken dat kinderen veel leren en elke dag met plezier naar school gaan, de school probeert daarom een

goede, vertrouwde en vooral veilige sfeer in de groepen te realiseren en de kinderen zo goed mogelijk te begeleiden, waarbij de ouders een stimulerende rol hebben.

De school probeert elk kind tot zijn recht te laten komen. Ook vertelt de school de kinderen steeds weer dat er regels gelden op school. Orde en regelmaat zorgen ervoor dat er ruimte en aandacht voor elk kind is. De school is alert op discriminatie en pesten en werken vooral aan het voorkomen ervan. En als het toch een keer de kop opsteekt, grijpen we direct in. Het is immers belangrijk dat kinderen een houding van respect kunnen opbrengen voor anderen en /of voor andersdenkenden.

De bongerd is een middelgrote school. Ruim 300 leerlingen bevolken de school, die dit cursusjaar verdeeld zijn over 13 groepen. De school maakt del uit van de Vereniging Protestants Christelijk Basisonderwijs te Ridderkerk.

Ook de basisscholen de Wingerd en De Klimop in Ridderkerk vallen onder deze vereniging.

 

1.2 Doelgroep speciaal onderwijs

 

Tijdens mijn stage op de zmlk school werkte ik in de SWG groep. SWG staat voor Speel Werk Groep.

De leerlingen die in mijn klas zaten waren 8 jaar en ouder. De leeftijd liep tot 13 jaar. In mijn klas zaten totaal elf leerlingen, waarvan zeven meisjes en vier jongens. Er zaten acht leerlingen in mijn klas van buitenlandse afkomst, uit Aruba, Turkije, Suriname, Curaçao, en Portugal.

De andere drie leerlingen waren Nederlandse kinderen.

De leerlingen die in mijn klas zaten waren allemaal zorgleerlingen, omdat ze allemaal een grote individuele hulpvraag hebben. Voor iedereen was er een apart lesprogramma, aparte methodes, aparte plannen van aanpak per leerling omdat alle hulpvragen erg verschillen van elkaar.

De leerlingen uit mijn klas kwamen allemaal per taxi of per schoolbus omdat ze ver van school wonen, enkele leerlingen werden gebracht en gehaald door ouders.

De leerlingen krijgen geen huiswerk mee naar huis, omdat op school alle leerstof door de leerkracht en de onderwijsassistente wordt aangeboden. Dit wordt gedaan, omdat de leerkracht dan altijd inzicht heeft in de resultaten van de leerlingen. Bovendien hebben deze leerlingen altijd een gespecialiseerde helpende hand nodig bij het leren.

 

                                                                      

1.2.1. Doelgroep basisonderwijs

 

Tijdens mijn stage op de basisschool was mijn belangrijkste stageplek groep 5. Daar werkte ik twee dagen per week, de maandag en de dinsdag. De donderdag en vrijdag, deed ik losloopwerk. De donderdag en vrijdagochtenden, heb ik stage gelopen in groep 4.

De leerlingen die in groep 5 zaten waren 8 en 9 jaar. In mijn klas zaten in totaal eenendertig leerlingen, waarvan 14 meisjes en 17 jongens.

Er zaten 5 leerlingen in mijn klas van buitenlandse .

De andere 26 leerlingen waren Nederlandse kinderen.

De leerlingen die in mijn klas zaten kregen op een niveau les in de vakken zoals rekenen, taal, schrijven, verkeer etc. Er stond een leerkracht voor de klas, die de verantwoordelijkheid droeg voor alle leerlingen uit haar klas.

De leerkracht werd op donderdag en vrijdag ondersteund door de onderwijsassistente.

In deze groep zijn ze met voorbereidend huiswerk bezig. Soms geeft de leerkracht kleine opdrachtjes mee naar huis, die de kinderen dan moeten bijhouden en invullen.

Dit wordt gedaan om de leerlingen op het huiswerk voor te bereiden wat in de bovenbouw een belangrijke rol speelt. Deze leerlingen kunnen heel veel zelfstandig, en hebben geen gespecialiseerde hand nodig bij het leren en bij het maken van huiswerk.

 

1.3 Werksoort zmlk onderwijs.

 

De werksoort is speciaal onderwijs. Speciaal onderwijs houdt in dat er les wordt gegeven aan kinderen die problemen hebben en daardoor niet naar het reguliere onderwijs kunnen. Ik ga het met name hebben over het zmlk onderwijs.

Het zmlk onderwijs is een onderdeel van het speciale onderwijs.

Op een zmlk school zitten niet alleen kinderen met syndroom van Down maar er zitten ook kinderen met andere ontwikkelings - of leerproblemen.

Verder kunnen er op een zmlk school ook meervoudige gehandicapte kinderen zitten.

Op een zmlk school zitten dus veel verschillende kinderen.

De leerlingen die op een zmlk school zitten zijn geboren met syndroom van Down of hebben andere leer of ontwikkelingsproblemen.

Op een zmlk school komen de kinderen al vanaf vier jaar en die leerlingen zitten er dan ook tot twintig jaar op die school.

De klassen waar de leerlingen in zitten zijn niet groot. Gemiddeld zitten er zo’n 12 leerlingen in een klas. dit moet omdat de kinderen zo’n grote hulpvraag hebben dat meer kinderen in de klas niet mogelijk zou zijn. verder hebben alle lokalen op deze zmlk school een keuken en een eigen winkel. Dit is om de kinderen later zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren in de samenleving. In de school leren ze er dagelijks mee om te gaan, door bijvoorbeeld zelf voor de lunch te zorgen, tafel te dekken, koken, lokaal schoonhouden, afwassen, afdrogen.

De leerlingen krijgen op een andere manier les dan in het reguliere onderwijs. Deze kinderen krijgen meer individuele begeleiding. De school werkt met niveaugroepen

Per klas is er een leerkracht en een assistente werkzaam. Ze zijn beide opgeleid in het werken met deze kinderen. De leerkracht regelt vooral de gang van zaken, en de klassenassistente ondersteunt de leerkracht.

                                                              

1.3.1 werksoort basisonderwijs

 

De werksoort is basisonderwijs. De kenmerken van het huidige basisonderwijs zijn dat het onderwijs zodanig wordt ingericht dat de leerling een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen.  Het onderwijs richt zich in elk geval in op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Het onderwijs gaat er mede vanuit dat de leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving.

De Wet op het Basisonderwijs werd in 1998 opgevolgd door de wet op het Primair onderwijs. De centrale uitgangspunten en doelstellingen zijn onveranderd gebleven. De nieuwe wet was nodig omdat het project Weer Samen Naar School (WSNS) van start ging. Dit project heeft als doel dat leerlingen die extra zorg nodig hebben, niet altijd naar het special onderwijs hoeven. Ze kunnen die extra zorg nu ook op de gewone basisschool krijgen. Dat is mogelijk dankzij het samenwerkingsverband van een aantal basisscholen en een school voor speciaal onderwijs. Elke school is aangesloten bij een regionaal samenwerkingsverband. Organisatorisch en financieel is het dan wel erg handig als het gewone onderwijs en het speciaal onderwijs onder dezelfde wettelijke regels vallen.

Op een basisschool komen de kinderen al vanaf 4 jaar en die leerlingen zitten er dan ook tot twaalf of dertien jaar op die school. De eindgroep is groep 8, na groep 8 gaan de kinderen van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. De klassen waar de kinderen in zitten zijn meestal te groot, omdat er heel veel aanmeldingen komen, en de ruimtes klein zijn. Gemiddeld zitten er zo’n 20 leerlingen in een klas. dit moet zo omdat de ruimtes vaak klein zijn, en er veel kinderen worden aangemeld. In een groep waar geen parallelklassen van zijn, wil het aantal wel eens oplopen tot in de 30. De tafels zijn in rijen opgesteld van twee kinderen naast elkaar. Per groep is er een schoolbord aanwezig, waarop de leerkracht haar lessen kan verduidelijken
de leerlingen krijgen gezamenlijk les, en gezamenlijk begeleiding. De leerlingen die extra hulp nodig hebben worden wel eens uit de klas gehaald door de Intern begeleidster/Remedial Teaching, of door een onderwijsassistente.

 

1.4 Kenmerken basisschool en zmlk school

 

Ik heb stage gelopen op een basisschool en op een zmlk school. Ik heb gemerkt dat er nogal verschillen bestaan als het gaat om de inrichting en huisvesting van de basisschool en de zmlk school.

 

1.4.1 Kenmerken basisschool

 

 

 1.4.2 Kenmerken zmlk school

 


Kyara en juf Josca


Hoofdstuk 2: Het onderwerp, omschrijving van het onderwerp en een toelichting op de vraagstelling.

 

2.1 Het onderwerp

 

In mijn onderzoeksverslag staan kinderen met syndroom van Down centraal

Ik heb voor dit onderwerp gekozen, omdat ik zelf bij kinderen met syndroom van Down in de klas heb gezeten tijdens de basisschooltijd en omdat ik bij een zmlk school stage heb gelopen.

 

Tegenwoordig hoor je steeds meer via het nieuws, uit kranten, uit bladen zoals Down + Up dat er kinderen met syndroom van Down zijn die hun schoolperiode beginnen op een basisschool terwijl ze oorspronkelijk traditioneel naar de zmlk school gingen

Zo ben ik op mijn onderwerp en mijn vraagstelling gekomen.

Ik wil onderzoeken bij welke vorm van onderwijs kinderen met syndroom van Down het best gebaat zijn: bij een plaats op de basisschool of een plaats op een school voor speciaal onderwijs (zmlk)

 

2.2 Een omschrijving van het onderwerp

 

- Ik wil graag gaan onderzoeken bij welke vorm van onderwijs kinderen met syndroom van 

  Down het best gebaat zijn.

- Ik wil meer te weten komen over wat er nu verschillend is tussen de twee soorten onderwijs, 

  of ze andere vakken hebben, of ze anders les geven.

- Ik wil ook te weten komen waar  ouders en scholen naar moeten kijken als ze een kind met

  syndroom van Down op een basisschool willen plaatsen.

- Ik ga dat onderzoeken via interviews en literatuuronderzoek.

- Ik heb een aantal interviews gemaakt die ik ga afnemen in twee verschillende scholen en 

   met verschillende medewerkers van die scholen.

- Ik houd ook interviews met ouders van kinderen met syndroom van Down die voor hun kind

  of het reguliere basisonderwijs of het zmlk onderwijs het beste onderwijs voor hun kind

  vinden.

- Ik ga aan de hand van het interview met een ouder van een kind met syndroom van Down

  onderzoeken wat de rol van die ouder was bij de schoolkeuze voor hun kind.

   De scholen waar ik heenga zijn de

 

  1. Van Voorthuysenschool in Rotterdam, een school voor zmlk

  2. De Koningin Wilhelmina school in Leerdam, een school voor basisonderwijs.

(dit is een school die onderwijs biedt aan een kindje met Down Syndroom)

 

- Ik ga met de psychologe van de Voorthuysenschool een interview houden.Het doel daarvan 

   is duidelijk te krijgen hoe de aanmelding en plaatsing van een kind op een zmlk school

   verloopt

- Ik wil ook te weten komen hoe die plaatsing en aanmelding op een basisschool verlopen als

  het gaat om een kindje met syndroom van Down.

- Ik heb interviews gehouden met leerkrachten van een basisschool en van een zmlk school

- Ik heb voor een aantal interviews gekozen omdat ik de verschillen of overeenkomsten tussen 

  de beide onderwijssoorten moet ontdekken en proberen duidelijk te krijgen wat nou het beste

   is voor een kind met syndroom van Down.

 

 2.3 Een toelichting op de vraagstelling

 

Mijn vraagstelling is ‘Bij welke vorm van onderwijs zijn kinderen met syndroom van Down het best gebaat’

Ik ben tot deze vraagstelling gekomen omdat:

 

  1. Ik zelf bij kinderen met syndroom van Down in de klas heb gezeten tijdens mijn  

     basisschooltijd.

  1. Tegenwoordig hoor je steeds meer via het nieuws, uit kranten, uit bladen zoals Down + Up dat er kinderen met syndroom van Down zijn die als eerste beginnen op een

            basisschool.

 

Ik wilde daar iets meer van weten en daarom heb ik er mijn scriptie over gemaakt.

Alle kinderen met syndroom van Down kunnen verschillend presteren en hebben ook een verschillend IQ wat hun niveau in het basisonderwijs of in het zmlk onderwijs bepaalt.

Daarom wil ik weten of het beter is om een kind met syndroom van Down in het reguliere onderwijs te plaatsen of juist niet.

Verder ben ik wel nieuwsgierig naar de prestaties van kinderen met syndroom van Down die in het reguliere onderwijs les volgen en die in het zmlk onderwijs les volgen.

Welke problemen komen de scholen tegen als het gaat om deze kinderen (rol in de klas, acceptatie, integratie, leerachterstand, extra hulp door de school enz)

Ik hoor van een moeder van een meisje met syndroom van Down dat les volgt in het reguliere onderwijs dat ze het erg naar haar zin heeft in het reguliere onderwijs en dat daar alles erg goed gaat, en dat als het kan, ze altijd op regulier onderwijs wil blijven.

 

Is dit nu alleen een diepe wens van de ouders of is het kind werkelijk het best gebaat bij deze keuze

 

Ik ga in dit onderzoeksverslag die vraag aan de orde stellen


Hoofdstuk 3: Bespreking van de vraagstelling t.a.v literatuuronderzoek.

 

Ik heb verschillende boeken en artikelen gelezen waar ik veel informatie uit heb kunnen halen. Ik heb boeken gelezen over zowel kinderen met syndroom van Down op een reguliere basisschool als over kinderen met syndroom van Down die een basisschool verlaten en naar het zmlk onderwijs gaan, om zo de beide partijen evenveel aan bod te laten komen.

 

In de verschillende boeken die ik heb gelezen werd onder ander de concrete vraag gesteld: ‘zou dit kind in deze school mee kunnen doen?’

 

Ik geef u een tweetal boektitels en schrijvers van de boeken die ik heb gelezen.

De andere boeken die ik heb gelezen kunt u vinden in de bronvermelding:

 

Boektitel: Ja kun je krijgen. Over intergratie van mongoloïde kinderen in het reguliere

                 Onderwijs

Schrijver: Talstra E Red

 

Boektitel: Het voortijdig verlaten van de basisschool door leerlingen met Down Syndroom.

Schrijvers: A.J.M Scheepstra, S.J Pijl.

 

In de boeken staat dat de meeste kinderen met syndroom van Down niet verder komen dan de kleutergroepen. Daarbij speelt de leerbaarheid een grote rol.

Een voorbeeld uit het boek: het voortijdig verlaten van de basisschool door leerlingen met Downsyndroom: het wordt moeilijker als ze naar groep 3 gaan.

In de verschillende boeken staan de voor - en nadelen beschreven.

De tweede voor - en nadelen kunt u terug vinden in hoofdstuk 4: de voor en nadelen van het reguliere onderwijs en van het zmlk onderwijs.

De meeste schrijvers van de boeken die ik heb gelezen vinden dat je wel van scholen kunt verwachten, dat ze hun bijdrage leveren aan de intergratie van kinderen met een handicap in dit geval het syndroom van Down in de gewone maatschappij, maar dan moeten die scholen wel de mogelijkheden krijgen om de extra inspanning te leveren.

Dat is niet alleen een kwestie van maatschappelijke gerichte goede wil, of van pedagogische en didactische scholing. 

Het gaat ook om tijd en ruimte: personeel en groepsgrootte.

Het is maatschappelijk en onderwijskundig helemaal niet onmogelijk, om in een aantal situaties kinderen met syndroom van Down in het reguliere onderwijs op te nemen. Het is winst voor alle partijen. De gehandicapte kinderen blijven erbij horen en krijgen de kans om spelenderwijs het een en ander aan vaardigheden van de anderen op te pikken. De andere kinderen en hun ouders leren door het dagelijkse contact om veel minder vreemd aan te  kijken tegen het kind met zijn kleinere verstandelijke vermogens.

 

Ik heb ook in boeken gelezen dat in sommige situaties met kinderen met syndroom van Down ook de sociale problematiek voorkomt in het basisonderwijs. Dat speelt voornamelijk een rol als de kinderen een oudere leeftijd krijgen.

 

Een voorbeeld van het socialisatieproces van een kind met syndroom van Down uit het artikel ‘onderwijs aan kinderen met Downsyndroom: Het zelfbeeld en het levensgeluk van kinderen met syndroom van Down zou in de negatieve zin beïnvloed kunnen worden door hun aanwezigheid in een reguliere omgeving, waar ze de hele tijd omgeven zijn door vaardiger kinderen.  Dit werkt voor het kind met syndroom van Down niet goed, maar ook niet voor de andere kinderen.

 

Ik heb vaak gelezen dat naarmate de kinderen ouder worden, de klasgenoten van het kind met syndroom van Down gaan beseffen dat het kind anders is, op dat moment ontstaat vaak de afstand tussen het kind met syndroom van Down en de rest van de klas.

Van dit soort dingen maken de ‘normale’ kinderen op die momenten soms misbruik (plagen/pesten)

 

Het komt niet voor dat kinderen met syndroom van Down verspreid les volgen op de beide onderwijssoorten. Het is of de hele week regulier basisonderwijs of de hele week zmlk.

De enige relatie tussen basisschool en de zmlk school is de ambulante begeleiding.

Deze wordt ‘als het ware’ ingekocht op de zmlk en betaald vanuit LGF (Leerling Gebonden Financiering) van het betreffende kind.


Hoofdstuk 4: De voor – en nadelen van een reguliere school en een zmlk school.

 

4.1 Voor – en nadelen van beide onderwijssoorten

 

Aan elke onderwijssoort zitten natuurlijk voor – en nadelen.

Aan de hand van die voor – en nadelen kun je kijken welke school er geschikt is voor het kind. Die keuze is zeer persoonlijk.

Ik heb een aantal voor – en nadelen van het reguliere onderwijs en van het zmlk onderwijs naast elkaar gezet die te maken hebben met de plaatsing van een kind met syndroom van Down in het onderwijs.

 

Dit eigen onderzoek heb ik gedaan door interviews te houden met ouders van kinderen met syndroom van Down, en door de antwoorden daarvan in dit hoofdstuk te verwerken.

De interviews die ik met de ouders heb gehouden kunt u teruglezen in hoofdstuk 5 ‘onderzoek bij ouders’.

De voor – en nadelen van beide onderwijsvormen die hieronder zijn vermeld, zijn afkomstig uit de vraaggesprekken die ik met ouders heb gevoerd. Dit zijn ouders die bewust hebben gekozen voor plaatsing op een basisschool of op een zmlk school.

 

4.1.1 Voor – en nadelen van de reguliere basisschool

 

Voordelen

 

 

 Nadelen:

 

4.1.2 Voor en nadelen van het zmlk – onderwijs

 

Voordelen

 

 

Nadelen

 

Hoofdstuk 5: onderzoek bij ouders

 

5.1 literatuuronderzoek

 

Meedoen op een club is iets anders dan meedoen op een school.

Immers, op een school leren kinderen veel verschillende dingen.

Ze leren er lezen en rekenen, maar bijvoorbeeld ook hoe de wereld in elkaar zit en hoe je kunt omgaan met andere mensen.

Het gaat niet alleen om het schoolse leren maar om de totale ontwikkeling.

Er staat dus veel op het spel.

 

In Nederland zijn er 125 z.m.l.k scholen.

Een speciale school heeft twee voordelen: de school is ingesteld op de handicap, en het kind heeft meer contact met andere kinderen met syndroom van Down.

Hij kan er gemakkelijker communiceren en een voorbeeld nemen aan andere kinderen met syndroom van down.

Als ouders het belangrijk vinden dat hun kind opgroeit met kinderen met syndroom van Down  in hun omgeving, dan zullen zij in principe kiezen voor een zmlk school.

Omdat er weinig zmlk scholen zijn, is voor de kinderen de afstand naar school meestal groot.

Soms verhuist een gezin om dichter bij de zmlk school te wonen, maar de meeste kinderen met syndroom van Down maken dagelijks een lange reis tussen huis en school.

Zo’n reis is belastend voor een kind en hij is veel van huis weg.

Er zijn ouders die daarom liever willen dat hun kind naar een reguliere basisschool gaat.

Er kunnen ook nog andere redenen zijn waarom ouders hun kind naar een reguliere school laten gaan.

Veelal willen ouders hun kind laten wennen aan het omgaan met ‘normale kinderen’.

Doorgaans vinden de ouders het belangrijk dat hun kind in contact komt met kinderen uit de buurt.

Het kan ook zijn dat ouders kiezen voor een reguliere school omdat ze denken dat hun kind daar meer kan leren dan in het zmlk onderwijs.

 

Veel kinderen met syndroom van Down zitten op een reguliere school of een zmlk school.

Er is geen sprake van wisseling in de week.

De ene leerling gaat al jong naar het reguliere onderwijs, maar later wordt soms toch besloten dat het kind beter af is op een zmlk school.

Iedere ouder maakt zo zijn eigen afweging en heeft zijn eigen verwachtingen.

Een ding is duidelijk: helemaal meedoen is voor een kind met syndroom van Down niet mogelijk in het reguliere onderwijs. Een voorbeeld is het vak rekenen. Dat is een erg abstract vak, en dat gaat op den duur in de hogere groepen van het reguliere onderwijs toch lastig worden voor het kind met syndroom van Down.

 

Het kind mist veel informatie, omdat ze een hele gestructureerde uitleg nodig hebben. Bij het reguliere onderwijs gaat de uitleg er snel, en samenvattend aan toe.

Het wordt daarom moeilijk voor het kind om alles te selecteren en de bedoeling of informatie te snappen.

 

 Als ouders willen dat hun kind naar het reguliere onderwijs gaat, dan moeten ze nog wel naar een aantal punten kijken:

 

 

De basisschool kan niet dezelfde leeraanbod bieden als speciaal onderwijs. Speciaal onderwijs kan leerling met syndroom van Down meer bieden. De basisschool kan wel meer bieden in de kleuterperiode. Na de kleuterperiode is speciaal onderwijs geschikter.

Het is op zich een vrij natuurlijke ontwikkeling dat met het langzaamaan gewoner worden van de plaatsing van een leerling met syndroom van Down op een school voor regulier onderwijs, ook het afbreken van de plaatsing om andere redenen dan dat de leerling verhuist of overstapt naar een school voor speciaal onderwijs vaker voorkomt. In zekere zin functioneren de scholen voor zeer moeilijke lerende kinderen hierin als vangnet voor het reguliere onderwijs. Dat kan positief en negatief opgevat worden. Negatief is dat het voor reguliere basisscholen zo wel heel gemakkelijk wordt om een leerling  die wat te veel tijd en aandacht gaat kosten de school uit te zetten. Het speciaal onderwijs wordt dan beschouwd als veiligheidsklep voor het reguliere onderwijs. De andere kant is, dat het goed is dat er scholen zijn voor leerlingen die ondanks alle inspanningen van het regulier onderwijs toch niet floreren binnen dat onderwijs.

Kennelijk wordt het zmlk onderwijs als ‘echte’ thuisbasis voor deze leerling-groep gezien. In principe zou het voor leerlingen die het (net) niet redden in het basisonderwijs ook het mlk school in aanmerking komen. Het ligt voor de hand dat wachtlijsten en stabilisatiedoelstellingen in WSNS kader hier een rol in spelen. Uit deze leerlingengroep gezien is het echter spijtig dat de weg naar het mlk niet benut kan worden. Een tussenweg hierin is het part – time terugplaatsen van de leerling naar het speciaal onderwijs. Zeker met de nu voorliggende plannen, de bekostiging middels een leerling gebonden budget te regelen, zou dat realiseerbaar moeten worden.

  

Vooral voor de leerlingen die verwezen worden op grond van sociaal emotionele problemen en de leerlingen die onvoldoende profiteren van de onderwijsmogelijkheden van de basisschool lijkt de overstap naar het speciaal onderwijs voor de hand te liggen. Het speciaal onderwijs wordt dan benut in haar rol van gespecialiseerde onderwijsvorm voor leerlingen waarvoor het basisonderwijs in elk geval op dit moment geen te verantwoorden aanbod meer heeft.

Positief is, dat het afbreken van een plaatsing doorgaans niet in een conflictsituatie plaats vindt. Ouders en scholen kunnen in deze gevallen ook niet goed aangeven onder welke condities de leerling wel op de basisschool had kunnen blijven; alleen een kleinere klassengrootte wordt nog als optie aangedragen. Toch is het nog de vraag of in al deze gevallen de overstap naar het special onderwijs onontkoombaar was. Voor zowel ouders als scholen geld dat intergratie van leerlingen met een verstandelijke handicap als nastrevenswaardig uitgangspunt gezien wordt. In een aantal gevallen lijken de beschreven problemen niet echt oplosbaar en wordt de indruk gewekt dat meer gedaan had kunnen worden om de problemen het hoofd te bieden.


5.1 interviews

 

Ik heb een aantal interviews gehouden met verschillende ouders, die kinderen met syndroom van Down hebben die les volgen op een basisschool, een zmlk school, of van de basisschool is overgestapt naar een school voor zmlk.

 

Interview met een moeder van een kind met syndroom van Down op een basisschool.

 

Ik heb van te voren aan de moeder gevraagd, hoe ze de naam van haar dochter in het interview wil zien. Ik mag haar hele naam gebruiken.

 

Kyara ging toen ze twee en een half jaar oud was naar een peuterspeelzaal. Daar is ze gebleven tot haar vierde. Op haar vierde jaar ging Kyara voor een hele week naar een gewone basisschool. De aanmelding op de basisschool is heel goed verlopen. De keus voor de basisschool is ontstaan, doordat de zus van Kyara ook op die basisschool les volgt, en de slimheid van Kyara te groot is voor het zmlk onderwijs.

De stimulering door ‘normale kinderen’ in sociale vaardigheden en normaal gedrag is ook een belangrijk punt.

Vanuit het Syndrion krijgt Kyara vier keer anderhalf uur ambulante begeleiding.

Syndion is een organisatie die dienstverlening en ondersteuning biedt aan mensen met een handicap. De werkzaamheden van Syndion zijn veelzijdig en liggen op het terrein van opvoeding, gezinsondersteuning, wonen, arbeid, vorming en vrijetijdsbesteding. Er worden diensten geboden aan kinderen en volwassenen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap of niet-aangeboren hersenletsel. Medewerkers van Syndion werken in de regio's Drechtsteden, Alblasserwaard, Vijfheerenlanden en het Land van Heusden en Altena.

Ouders van kinderen met een handicap kunnen in principe met al  hun (hulp)vragen bij de sector Begeleiding en ondersteuning van kind en gezin terecht. De begeleiding en ondersteuning van het kind en/of het gezin wordt zo afgestemd dat het kind kan opgroeien in het eigen gezin en de eigen omgeving. Het kan bijvoorbeeld gaan om praktische ondersteuning in de thuissituatie, begeleiding op de basisschool, het bezoeken van het kinderdagcentrum, wonen of logeren in een kleinschalige locatie of in een gezin.

Per dag krijgt ze een aan twee uur activerende begeleiding.

Kyara heeft veel vriendjes en vriendinnetjes die allemaal met haar willen spelen en haar dan ook op komen halen. Die sociale contacten had ze ook al voordat ze naar de basisschool ging.

Ik heb aan de moeder van Kyara gevraagd wat zij de voor – en nadelen van de beide onderwijssoorten vond en dit was haar antwoord:

 

Voor – nadelen van het basisonderwijs

 

Voor:               * Goede sociale contacten met buurtgenootjes

* Gezonde kinderen leren omgaan met kinderen die anders zijn en dat ook te

    accepteren.

 * Ze wordt meer gestimuleerd in normaal gedrag

 

Nadelen:          * Meer contact met de school hebben

·        Meer regelen

·        Geen een op een situatie de hele schooltijd

 

 

Voor – nadelen van het speciale onderwijs

 

Voor:               * Alle kinderen zijn anders

·        Meer professionele begeleiding aanwezig

 

Nadelen:          * Alle kinderen worden over een kam gescheerd

·        Negatief en afwijkend gedrag wordt geïmiteerd

·        Vroeg weg, en laat thuis

·        Geen contacten met normale kinderen

 

Het is belangrijk dat een kind in kwestie vrij zelfstandig is en niet geheel hulpbehoevend. Daarmee doelt de moeder op zindelijk zijn, zelf kunnen eten en drinken, zelf goed hun wil en gevoelens naar voren laten brengen door middel van woorden of praten.

 

Interview met ouders van een kind met syndroom van Down die van de basisschool is overgeplaatst naar een school voor zmlk onderwijs.

 

Van deze ouders mocht ik de hele naam van het kind waar het interview om gaat gebruiken.

 

Antonio ging toen hij drie jaar was naar de peuterspeelzaal Willemijntje. Van zijn vijfde tot zijn zesde jaar heeft hij op een kinderdagverblijf gezeten. Vanaf het kinderdagverblijf ging hij gelijk naar de dr. A van Voorthuysenschool, een school voor zmlk. Hij ging vier dagen naar de zmlk school. De woensdag werd gevuld met een dag in het reguliere onderwijs.

Antonio is op de basisschool aangemeld met het belangrijkste doel, om de sociale contacten te vergroten en om te kijken of hij in het basisonderwijs thuishoort.

Op de basisschool kreeg hij geen begeleiding. Zijn ouders hebben zelf ambulante begeleiding geregeld. Ze hadden veel contact met de ambulante begeleiding, en wat minder contact met de school zelf.

Op de basisschool heeft Antonio nog even mee gekleuterd, en hij heeft nog een poosje in groep 3 meegedaan. In groep 3 was hij toch een stoorzender en er was op dat moment te weinig tijd voor hem. Ambulante begeleiding kreeg hij niet meer. Dit moment was voor de ouders van Antonio de doorslag om hem van de basisschool te halen, en hem volledig zmlk onderwijs te laten volgen. Hijzelf is heel sociaal, en heeft niet zo’n grote moeite om contacten aan te gaan.

Ik heb aan de ouders van Antonio gevraagd wat zij de voor – en nadelen vinden van beide schoolsoorten en dit zijn hun antwoorden:

 

Voor – en nadelen van het basisonderwijs

 

·        Voordelen basisonderwijs:      * Leerstofaanbod ligt hoger

                                                                        * Hij zit bij zijn broertje en zusje op school

    * Verwachtingspatroon ligt hoger

 

                         Nadelen basisonderwijs:         *  Tempo is voor Antonio te snel

* Als ambulante begeleiding er nog wel zou zijn, 

   zou het beter zijn gegaan

* Medeleerlingen zien Antonio niet als serieuze

    klasgenoot. Hij is meer een speelkameraad

    voor hen.

 

Voor - en nadelen van het zmlk onderwijs

 

Voordelen zmlk: * Leerstof op eigen niveau

        * Kleinere klassen

        *  meerdere leerkrachten

        * Verschillende manieren van leerstof bieden

 

Nadelen zmlk:    * School is ver van huis

                         * Ze staan te lang bij bepaalde leeropdrachten stil

                         * Kinderen met syndroom van Down zijn beter af op mlk.

 

Niet ieder kind met syndroom van Down moet allereerst op een basisschool aangemeld worden. Het is een persoonlijke keus van de ouders. Proberen is het altijd waard, en het is belangrijk dat er uit kinderen gehaald wordt wat erin zit.

 

Interview met ouders van kinderen met syndroom van Down op een zmlk school en op een dagcentrum

 

Bijzonderheid: een tweeling met syndroom van Down.

 

Leon en Raoel hebben ondanks hun handicap op een gewone peuterspeelzaal gezeten. Ze zijn twee jaar lang naar de peuterspeelzaal gegaan. Na de peuterspeelzaal gingen beide jongens naar het Kinderdagcentrum Bejarijke in Appingedam, een kinderdagcentrum voor kinderen met een verstandelijke beperking. Raoel (de jongste van de twee) ging op 7 jarige leeftijd naar het zmlk onderwijs. De oudste, Leon gaat nog steeds naar het kinderdagcentrum.

Raoel is naar het zmlk gegaan na een uitgebreid psychologisch onderzoek en testen op het kinderdagcentrum. Op het kinderdagcentrum is een uitgebreid team van deskundigen aanwezig die naar het idee van de ouders prima in staat zijn om een deskundig advies te geven voor verdere scholing. Raoel is een druk mannetje dat op allerlei manieren zal proberen om kattenkwaad uit te halen en zonder permanent toezicht er binnen de kortste keren tussen uit zal knijpen met alle gevolgen van dien. Bovendien is de begeleiding op een zmlk school veel intensiever dan op een reguliere basisschool. Ook de kennis om met kinderen met een verstandelijke beperking om te gaan en aangepaste leermethodes en leeromgeving, veel toezicht, aangepaste speelomgeving en een veiligere omgeving, hekken etc.

Op de zmlk school zijn allerlei disciplines aanwezig zoals, speltherapeut, logopedie, orthopedagoog, etc. Deze begeleiden Raoel volgens een in overleg met de ouders opgesteld begeleidingsplan cq. Leerprogramma. Er is regelmatig overleg over de vorderingen en worden bijzonderheden doorgesproken. Ook komen de leerkrachten op huisbezoek. Er is een goed contact met de school. Er is een open en eerlijk gesprek mogelijk, waarvan de ouders de indruk krijgen dat de meeste mensen op die school met hart en ziel aan hun werk bezig zijn. Het plaatsen van Raoel op het zmlk heeft geen invloed op contacten in de buurt. Al van jongs af aan zijn beide mannen met liefde en begrip opgenomen in de gemeenschap van hun woonplaats Middelstum. Door het feit dat het een betrekkelijke kleine gemeenschap is de acceptatie erg groot. Mede door hen eigen reageren op de geboorte van de tweeling met het syndroom van Down heeft dit tot een goede acceptatie en goede contacten in de gemeenschap geleid. Vanaf de eerste dagen na de geboorte hebben de ouders geprobeerd om iedereen te duidelijk te maken dat ze niet zielig zijn. De ouders hebben de mannen gelijk overal mee naar toe genomen en aan iedereen laten ‘zien’.

 

Ik heb aan de ouders van Leon en Raoel gevraagd wat hun de voor – en nadelen van de beide onderwijssoorten vinden en dit zijn hun antwoorden:

 

Voordelen reguliere basisschool: Dichter bij huis/meer contact met ‘gewone’ kinderen/contact met ouders en leerkrachten.

Nadelen: Grote groepen/weinig kennis van kinderen met een verstandelijke beperking/geen specialisme onder dak (logopedie etc)

 

Voordelen zmlk school: Gespecialiseerd onderwijs/specialisme onder een dak/kleine groepen/Veilige omgeving/veel tijd en aandacht/aangepaste leerprogramma’s en behandelplannen.

Nadelen: Grotere afstand naar school (plm. 25 km)/minder persoonlijk contact met leerkrachten door grote afstand.

 

Het oordeel hangt helemaal af van de mate van de handicap van de leerling en van de situaties van het kind. Als je net als Raoel al terecht komt op een Kinderdagcentrum heb je het geluk dat een heel corps van deskundigen bezig is om het beste uit een kind met een verstandelijke beperking te halen. Deze deskundigen zijn in staat om samen met de ouders, de eventueel bezochte kinderspeelzaal, de reguliere basisschool of zmlk school het beste voor het kind te kiezen. Het komt echter voor dat kinderen met syndroom van Down niet in aanraking komen met al deze specialismen. Wie kan dan bepalen wat een kind met een verstandelijke beperking aankan? Deze verantwoording kan je niet over laten aan een reguliere basisschool. In hun omgeving hebben ze het al twee keer meegemaakt dat het niet goed ging op de reguliere basisschool en een leerling alsnog terecht kwam op een zmlk school.

Raoel krijgt naar idee van de ouders voldoende aandacht op de zmlk school. Mede door de verschillende disciplines op de school (logopedie, fysiotherapie, orthopedagoog, etc) kun je er als ouder op rekenen dat het kind optimaal wordt begeleid en ook de ouders middels zorgplannen, leerplannen en behandelplannen een duidelijke invloed heeft op de begeleiding. Contact bestaat ook middels een ‘schriftje’ dat dagelijks op en neer meegaat tussen huis en school. Door de situatie bij hen thuis, 2 gewone kinderen van 12 en 13 jaar en een tweeling van 7 jaar met syndroom van Down is de aandacht voor alle 4 kinderen wel eens te weinig. De zorg voor een moeilijk communicerende tweeling die altijd incontinent voor urine en faeces zijn, overal meegeholpen moeten worden en die constant in het oog moeten worden gehouden, is zo groot dat de ouders per dag een paar uren te kort komen en zijn ze blij dat ze een groot deel van het onderwijs over kunnen laten aan een goed team van geschoolde mensen op het Kinderdagcentrum en de zmlk school.


Hoofdstuk 6: onderzoek leerkracht basisonderwijs.

 

Ik heb een interview gehouden met een leerkracht die in het basisonderwijs werkt en te maken heeft met de intergratie van een meisje met het syndroom van Down in haar klas. Het leek me interessant om te weten hoe dat nou voor zo’n leerkracht is, en daarom heb ik aan de leerkracht van deze school gevraagd of ze deel wou nemen aan het interview. De vragen gingen over de intergratie van een kind met syndroom van Down in haar klas. Ik mocht van de leerkracht haar naam bij de aanhef van het interviewverslag melden.

 

Interview met Joska leerkracht groep 2 op de Koningin Wilhelminaschool in Leerdam.

 

Het is een school voor basisonderwijs. Kyara zit in een klas met 18 kinderen, in groep 2. Kyara zit niet in groep 2 omdat ze jonger is in haar verstandelijke ontwikkeling, en het syndroom van Down heeft. Er is verschil tussen haar kalenderleeftijd en haar verstandelijke leeftijd.De leerkracht zag de intergratie van Kyara als uitdaging, ze wilt wat goed is voor het kind. Er is niet gezegd dat ze de hele schoolperiode kan blijven, maar zolang het gaat, kan ze op de school blijven. Andere kinderen spelen vooral met haar. Het spelen gebeurd dan niet op een gelijkmatig nivo, omdat Kyara jonger is en amper kan praten. Ze zijn wel heel lief met haar, en ze gaat ook goed met anderen om. Ze is van zichzelf een heel open meisje.De leerkracht ondersteund haar nog wel met interacties met andere kinderen, de noodzaak hiervan is dat ze nog niet alle sociale vaardigheden beheerst: als ze iemand ziet spelen met iets, dan pakt ze het af, of ze slaat nog wel eens. Op die punten moet goed gelet worden. Ze heeft daarvoor ook 4 x 1.5 uur ambulante begeleiding. Ze speelt heel af en toe bij klasgenootjes. Bij conflicten kan ze op haar eigen manier zeggen ‘stop ermee’. Maar ze slaat wel bij conflicten. Ze loopt naar kinderen toe als ze mee wil doen. Eerst was het met afpakken en kinderen opzij duwen.  Het is erg vooruit gegaan met haar. Ze vraagt nu of ze mee mag doen. Samenspelen is nog moeilijk omdat ze niet veel aansluiting heeft bij de groep. Ze heeft niet veel belevingswereld, zoals de andere kinderen uit haar klas juist wel hebben. Ze pikt dingen snel op, maar wel met een korte spanningsboog. De gedragsproblemen vallen allemaal wel mee, soms heeft ze buien. In die buien slaat ze, trekt aan haren van anderen, duwt anderen weg, pakt speelgoed af. Eigenlijk zijn dit kleine dingetjes. De school is bezig met werkplannen, een soort handelingsplannen voor de sociale vaardigheden. Ze krijgt 4x 1.5 uur ambulante begeleiding. Haar moeder heeft dat geregeld en verzorgt. De kinderen uit haar klas zijn heel lief voor haar, ze zijn bijvoorbeeld heel geduldig, als ze slaat, slaan ze niet terug. Kyara voelt zich erg veilig in de klas. Het betutteld worden door andere kinderen is heel weinig, want daar heeft Khyara een hekel aan, maar de leerkracht ook. Ze helpen haar wel bij leervakken, spelen met haar in hoeken, en ze letten op haar. Ze voelen allemaal een kleine verantwoording voor haar. Ik las in boeken dat kinderen met syndroom van Down soms moeilijk kunnen meedraaien in het basisonderwijs, ik heb daarom aan de leerkracht gevraagd of ze situaties creëert waarin een kind met syndroom van Down kan uitblinken en dit was haar antwoord: Tijdens een kringactiviteit, bijvoorbeeld rekenen dan doet de leerkracht ook iets wat Kyara ook kan bijvoorbeeld: De kinderen tellen de rode en groene kralen in aantallen die de leerkracht opgeeft of klaarlegt, Kyara herkent de kleuren rood en groen en die haalt ze er voor de leerkracht uit. Ze telt al in kleine hoeveelheden. Vorig jaar is er een voorlichting over syndroom van Down geweest over wat syndroom van Down is, en de belemmeringen ervan. Nu wordt het nog wel eens uitgelegd aan de kinderen, maar de kinderen weten het heel goed: ze is wel anders, maar niet bijzonder. Bij het complete sociale klimaat in de klas komt alles aan bod: hoe je je voelt, hoe je elkaar behandeld, lief voor elkaar zijn, iedereen hoort erbij. 

 

Het kind betrekken bij het gehele lesprogramma is soms nog wel eens lastig door het

 niveauverschil. Als de leerkracht haar les doet, geeft ze Kyara iets wat makkelijker is. Op dit moment is de leerkracht met de kinderen bezig met de voorbereiding voor groep 3.

Soms krijgt Kyara iets totaal anders, en soms hetzelfde maar dan wel op een makkelijker niveau. Bijvoorbeeld met tellen: van de kleine getallen naar de grote getallen. De kinderen die sorteren 1 tot 8, en Kyara sorteert 1 tot 5.De klassenregels worden niet veranderd of aangepast voor iemand met syndroom van Down. Wel mogen de kinderen aan de leerkracht vertellen als Kyara iets gevaarlijks doet. Ze heeft een goed zelfbeeld en zelfvertrouwen en ze zit ook lekker in haar velletje. De leerkracht merkt verschillen in belevingswerelden van het kind met syndroom van Down en de rest van de klas. Ze proberen er volgend schooljaar meer rekening mee te houden: tijdens bijbelverhalen: hoe zou jij je voelen?  Een voorbeeld: verhaal van Jezus is geboren: Kindje geboren, met de andere kinderen kan de leerkracht er dieper op ingaan. De leerkracht kan bij de kinderen bij een nieuw verhaal over het oude verhaal terugvragen.


Hoofdstuk 7: onderzoek leerkracht/medewerkers zmlk

 

Ik heb een aantal interviews gehouden met verschillende mensen van een zmlk school.deze interviews heb ik gehouden om na te gaan hoe er op een zmlk school gewerkt wordt met kinderen met het syndroom van Down.

Veder heb ik nog een interview gehouden met een ambulante begeleidster. De vragen gingen over haar begeleiding van kinderen met syndroom van Down in het regulier onderwijs. Deze interviewverslagen van de interviews kunt u teruglezen in dit hoofdstuk.

 

Interview met een ambulant begeleidster

 

De ambulant begeleidster begeleid kinderen met een indicatie cluster 3 zmlk. De kinderen zitten op basisscholen, in de groepen 1,2, 3, 4 en 7. ze begeleidt 5 kinderen met het syndroom van Down, 2 kinderen met autisme en een verstandelijke handicap, 1 kind met spraak – en taalproblemen en een verstandelijke handicap, en 2 kinderen met een verstandelijke beperking. Het doel van de begeleiding is ondersteuning geven aan de directie of aan de leerkracht op pedagogisch of didactisch gebied. De toekomst van de kinderen met syndroom van Down is niet te zeggen. Ieder kind is anders en heeft andere mogelijkheden. Vaak stromen deze kinderen uiteindelijk in het zmlk onderwijs, maar steeds meer kinderen vinden hun weg in het voortgezet regulier onderwijs. Ambulante begeleiding vanuit het zmlk wordt vanuit het leerling gebonden financiering budget gefinancierd. Dit is het LGB c.q het rugzakje. Of de kinderen het best gebaat zijn bij het reguliere basisonderwijs of bij het zmlk onderwijs is heel afhankelijk van de individuele situatie van het kind. De ambulante begeleidster ziet kinderen die goed gedijen in het basisonderwijs. Het is wel van groot belang om het emotionele welzijn van het kind goed in de gaten te houden. Zeker als ze in de bovenbouw van het onderwijs komen wordt het verschil in beleving steeds groter en hieruit kan isolatie en eenzaamheid voortkomen. Bij de overgang van groep 2, naar groep 3, waar een sterke appel wordt gedaan op de ‘schoolse’ vaardigheden van het kind, zoals zelfstandigheid, aan regels houden enz en de overgang naar groep 6 is een moeilijke moment voor kinderen met het syndroom van Down. Het grootste gedeelte van de zmlk populatie gaat nog steeds naar een school voor speciaal onderwijs. De ouders die kiezen voor een rugzakje, doen dit omdat zij willen dat hun kind zo gewoon mogelijk opgroeit, in de eigen buurt naar school gaat en vriendjes in de straat heeft.

Vaak denken ouders ook dat kinderen op een school voor zmlk te weinig cognitieve vaardigheden krijgen aangeboden. De kinderen met syndroom van Down hebben twee belangenverenigingen: De VIM, en de Stichting Down Syndroom.

 

Interview met een psychologe

 

De psychologe is twee dagen per week aanwezig op de SO afdeling.

Naast toelatingsonderzoeken houdt de psychologe zich bezig met een aantal begeleidingstaken, observaties van leerlingen, gesprekken met interne begleider en de groepsleiding over aanpak van leerlingen e.dEr zijn twee soorten intelligentietesten die worden afgenomen bij de kinderen met het syndroom van Down op de SO afdeling:

  

  1. De SON-R 5½-17 (Grote SON) en de SON-R 2½-7 (KleuterSON).

  2. De WISC-RN.

.

Op de SO wordt ook de Grote SON (van 5½-17 jaar) en de WISC-R gebruikt. De WISC-R is ontworpen door dhr. Wechsler.De WISC-R bestaat uit abstracter materiaal en het test naast de niet-talige ook de talige kant. De SON-R test alleen de niet-talige kant. Het is dus een minder uitgebreide test en vraagt ook talig veel van een kind.Bij kinderen met een verstandelijke handicap zonder het syndroom van Down wordt zowel de WISC-R als de SON-R afgenomen, afhankelijk van hun algehele niveau en spraaktaalniveau (dit hangt soms samen met allochtoon zijn). Bij kinderen met het syndroom van Down wordt doorgaans de SON-R afgenomen en achteraf eventueel nog de talige onderdelen van de WISC-R als het kind nog de motivatie heeft om door te kunnen gaan. (in die zin dat er geen opvallende verschillen in intelligentieprofiel zijn. Natuurlijk wel in IQ uitslagen. Vaak talig erg zwak, niet-verbaal iets sterker). De son geeft een ontwikkelingsleeftijd aan, bij de wisk  is dat niet zo. In een standaardverslag van een psychologisch onderzoek staan de personalia van het kind, datum van het onderzoek, vraagstelling: zit het kind op de juiste plek op een zmlk school? (cognitieve ontwikkeling), beschrijving van het kind, een indruk van het kind op de psychologe, werkhouding, testen die in het verleden zijn afgenomen, testen die door de psychologe zelf zijn afgenomen, observatieverslag uitslag van de IQ test. De afsluiting van het psychologische onderzoek is een conclusie: zit het kind hier op zijn plek of is het beter op zijn plek in een andere vorm van onderwijs?  De voordelen van intelligentieonderzoeken zijn dat ze tot op zekere hoogte betrouwbaar zijn. Het kind blijft meestal op een vergelijkbaar niveau scoren- IQ hoort stabiel te zijn Toch als kinderen op jonge leeftijd onderzocht zijn kan in de loop van de tijd het IQ toch nog wel veranderen. Na het 8ste levensjaar zou een IQ stabiel moeten zijn. Nadelen zijn dat een intelligentieonderzoek maar een beperkt beeld of kenmerk van het kind geeft. Zo weet je maar een ding, maar je weet de sociale ontwikkeling bijvoorbeeld niet. Het kind krijgt daardoor snel een stempel. Intelligentieonderzoeken zijn momentopnames  en als een kind op dat moment dus niet goed in zijn vel zit, dit effect kan hebben op de uitslagDe psychologe probeert de meest optimale momenten voor de kinderen te creëren waarin de kinderen zich goed  voelen. De psychologe neemt de testen het meest af in de ochtend, in een rustige ruimte op school, en de ouders zijn vooraf op de hoogte gebracht over wat er gedaan wordt. De wisk duurt 2.5 uur en de son 60 minuten. Het is altijd 1 op 1 (kind en de onderzoeker). Bij de SO zijn soms de vader of moeder erbij aanwezig.

De psychologe doet samen met de psychologisch testassistente vooral intelligentieonderzoek. Bij ernstige problematiek begeleidt de psychologe samen met de Intern Begeleider en de leerkracht de kinderen op sociaal emotioneel gebied. Het IQ van kinderen met syndroom van Down zit ongeveer onder de 20 tot aan de 90 -100. Dat is een IQ van zeer moeilijk lerend tot zwakbegaafd. op een enkele uitzondering na vertonen mensen met het syndroom van Down een ernstig tot matig verstandelijke beperking = IQ onder de 20 – 50).

                                                                       

Interview met Janet, leerkracht SO 1 & 2 op de Wingerd.

 

De school is een zelfstandige school voor zmlk onderwijs.

In totaal zijn er 135 leerlingen. Met 2 groepen op een dependance: de groepen 1 en 2.

In totaal zitten er 7 kinderen in haar klas. Alle oudere kinderen (SO 9) zitten in een klas van

12 leerlingen. Op de VSO afdeling hebben ze grotere klassen, dan zijn er 14 leerlingen per klas. De leerkracht werkt 10 jaar in het onderwijs. Ze is vaak op het VSO ingevallen, en later is ze overgestapt op SO 1 waar ze nu nog steeds werkt.

De toekomst van de kinderen hangt af van het soort kind met syndroom van Down: hoe functioneert het in het zmlk, is het zelfstandig, heeft het kind intensieve begeleiding nodig? Dat is per kind verschillend, en zo zal ook de toekomst voor die kinderen verschillen van elkaar. De interacties hangt er vanaf of ze kunnen praten of niet. Kinderen in haar klas van Turkse afkomst praten niet of heel weinig. Praten met gebaren wordt gemakkelijker: gebaren van de weerklank. Het niveau van het kind met syndroom van Down en het verstandelijke gehandicapte kind zijn gelijk. De omgang wordt gestuurd door de kinderen heel veel te laten spelen. Dat wordt heel erg gestuurd. De kinderen hebben nog niet door hoe het werkt. Er is geen sprake van samenspelen. De docenten sturen de kinderen naar een plek en houden het in de gaten. Contacten met ouders is er heel weinig door de grote afstand, maar het wordt wel met briefjes gecorrespondeerd. Het sociale functioneren van de kinderen in een aantal specifieke sociale situaties wordt gedaan door middel van spel. Wij doen heel veel spel. Er is een spelbegeleidster aanwezig die kinderen in groepjes van 2 meeneemt naar de spelletjeskamer. In de klas worden er dan gezelschapsspellen gedaan en worden er afwisselend kinderen gehaald in groepjes van 2 door de spelbegeleidster. In de klas wordt naast gezelschapsspellen ook heel veel in de kring gedaan, buitenspelen, gymnastiek. De hele dag door worden deze activiteiten uitgevoerd. De doelen van de school is dat de kinderen later zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren. De leerkrachten halen uit de kinderen wat erin zit. Als een kind meer kan proberen we dat eruit te halen. Iedereen heeft een eigen handelingsplan. De hele dag zijn ze bezig wat wel en niet kan (opvoeding)

In groep 1 worden er geen vaste methodes gebruikt.  Rekenen: zo reken ik ook, taal: methode van schatkist en de methode van de andere zmlk school, en mondelinge taalvaardigheid.

Voorlezen wordt veel gedaan, methodes moet je doen.

Expressievakken van groep 1: muziek, handvaardigheid, tekenen, drama en dans.

De didactiek die veel wordt gebruikt is dat er heel veel gebaren worden gedaan (weerklank) dat is vooral een ondersteunende didactiek. Klankgebaren: gebaren van letters naar klank. Er wordt heel veel individueel gewerkt (logopedie klassenassistente en speltherapeuten worden daarbij ingezet). De begeleiding van kinderen met syndroom van Down is hetzelfde als de begeleiding aan de verstandelijk gehandicapte kinderen, ook heel individueel: individuele logopedie, groepslogopedie, speltherapie.

Inzet van klassenassistenten, stagiaires, of vrijwilligers wordt heel veel gebruikt: de klassenassistente is elke dag aanwezig, de stagiaire is er niet elke dag, en de speltherapeut komt regelmatig groepjes van 2 kinderen halen die zij dan begeleidt.

Gedragsproblematiek dat men tegenkomt is clownsgedrag, anti sociaal gedrag. Bij clownsgedrag en anti sociaal gedrag zijn er strenge aanpakken. Bij anti sociaal gedrag moet er streng en consequent gehandeld worden: even uit de klas.

Kinderen van Turkse afkomst hebben vaak last van een spraakstoornis.

Sociaal gedrag aanleren gaat de hele dag door. Bij ruzie kijken ze of de kinderen het met begeleiding zelf kunnen oplossen. Bij de verhalen van de kinderen kijken ze of er een norm inzit, daar kunnen de kinderen weer van leren.

 

Gericht zelfstandigheidstranding: leren zindelijk worden, naar de wc gaan, handen wassen, broek open en dicht doen. Dat wordt in het leerlingvolgsysteem geregistreerd en bijgehouden. Dat wordt in hele kleine stapjes uitgevoerd

Er zijn situaties die de leerkracht creëert waar kinderen die gedragsproblemen hebben toch kunnen uitblinken: iemand met clownsgedrag kan heel goed dansen, op dat goede dansen wordt dan de aandacht gevestigd.

De klassenregels zijn niet aangepast voor de kinderen met syndroom van Down: het is wel zo dat ik het ene jaar een andere groep heb dan het andere jaar. Daar worden de regels wel op aangepast. Ieder kind heeft zijn/haar eigen aanpak.

Verschillend is dat het ene kind een goed zelfbeeld heeft, en het andere kind minder goed. dat heeft vooral te maken met de thuissituatie van het kind. De belevingswerelden van de kinderen hebben ook te maken met de thuissituatie: probleemgezin, normaal gezin, dat bepaald de belevingswereld van de kinderen.

Als je een kind met syndroom van Down hebt die goed in zijn vel zit en het kan op de basisschool, moet je het gewoon doen. het moet wel in de gaten gehouden worden. Het kind moet gelukkig worden. De leerkracht is ambulante begeleidster geweest en daar heeft ze meegemaakt dat een kind met syndroom van Down heel ongelukkig was op de basisschool. Het kind moet lekker in zijn vel zitten. Als dat goed gaat heeft het zin en waarde.

Er zijn geen kinderen in haar klas waarvan zij denkt dat die het voor een of een paar dagen aankunnen in het reguliere basisonderwijs. Ze heeft jaren gehad dat er kinderen waren die het wel kunnen: een jongen. Maar misschien kan het later wel. Veel kinderen hebben gedragsproblemen. Het is belangrijk dat je heel veel zaken goed met elkaar gaat afwegen voordat je het besluit neemt.

De momenten dat het vaak mis gaat met kinderen met het syndroom van Down in het basisonderwijs is het moment dat de kinderen van groep 2 naar groep 3 gaan: niet meer spelen, maar leren in de banken, en als de kinderen in de groepen 6 en hoger puberaal invloed hebben op het kind met syndroom van Down

Specialismen dat ze onder dak hebben zijn logopediste, fysiotherapie, spelbegeleiding (speltherapeut), remedial teaching, en een psycholoog.


Kyara


Hoofdstuk 8: Kiezen voor het reguliere onderwijs of het zmlk onderwijs.

Er kan nog niet duidelijk gezegd worden welke soort onderwijs beter is voor een kind met syndroom van Down omdat, de intergratie van kinderen met syndroom van Down nog niet zo lang aan de gang is.

Er zijn nog meer weinig kinderen met syndroom van Down geïntegreerd. Er zijn nog maar weinig kinderen met syndroom van Down vanaf hun vierde jaar naar het reguliere onderwijs gegaan. De meeste kinderen met syndroom van Down die gaan of naar het reguliere onderwijs of naar het zmlk onderwijs. E r is ook een groep kinderen met syndroom van Down die eerst het basisonderwijs proberen, en daarna overstappen naar het zmlk onderwijs. Het is ook per kind met syndroom van Down weer anders om een goede school te zoeken omdat, elke kind is anders en het ene kind heeft een betere verstandelijke ontwikkeling en sociale ontwikkeling dan het andere kind.

Aan elke soort onderwijs zitten natuurlijk voor – en nadelen en dat heeft ook andere uitkomsten voor een kind met syndroom van Down. Ik heb bijna in alle boeken (zie bronvermelding) gelezen dat de schrijvers of het basisonderwijs of het zmlk onderwijs het beste vinden. Ik heb ook in een boek gelezen dat kinderen het eerst op de basisschool proberen, en daarna overstappen naar het zmlk onderwijs.  Een zmlk school is goed omdat daar op het goede niveau wordt gewerkt en het kind kan omgaan met zijn soortgenootjes. Maar een reguliere school is weer goed, omdat het kind met syndroom van Down socialer wordt en het kan buiten schooltijd met dezelfde vriendjes en vriendinnetjes spelen als ze ook op school doen. De ouders moeten dus goed nagaan wat het beste soort onderwijs is voor hun kind met syndroom van Down. Op dit moment zitten er 700à 800 kinderen met het syndroom van down in het reguliere onderwijs. er zitten ongeveer 900 à 1100 in het ZMLK onderwijs in de basisschoolleeftijd.

Hoe jonger de kinderen hoe meer er in het reguliere zitten qua percentage. Driekwart van deze kinderen start nl. op de reguliere  kleuterschool tegenwoordig.

Een aanzienlijk percentage wordt na de kleuterschool doorverwezen naar zmlk, dat is ongeveer in een percentage van 30%Daarna druppelen er ook nog kinderen terug naar het zmlk. Velen tientallen kinderen met syndroom van Down zijn geslaagd om het reguliere onderwijs af te maken. In de loop van de jaren zijn er ook 30 leerlingen gestart op regulier vervolgonderwijs (VMBO). Er zijn ook een groep kinderen met syndroom van Down, die het reguliere afmaken, maar daarna geen vervolgonderwijs vinden. (die groep is veel groter dan de groep die wel reguliere vervolgonderwijs vindt).

 


Hoofdstuk 9: Visie en aanbevelingen.

 

In dit hoofdstuk geef ik mijn visie weer over kinderen met syndroom van Down in het reguliere onderwijs en ik geef ook een aanbeveling aan de dr. A van Voorthuysenschool.

 

9.1 Visie.

 

Als er bij een kind ontdekt wordt dat het syndroom van Down heeft dan moet er vanaf dat moment al zoveel mogelijk gedaan worden dat het kind een goede toekomst op kan bouwen.

Met een goede toekomst bedoel ik dat het naar school kan gaan, een reguliere school of een zmlk school maakt dan nog niet uit.

Het kind moet tussen zijn leeftijd genootjes opgroeien. Een mogelijkheid is dan een kinderdagverblijf of een peuterspeelzaal.

Daar komt het kind al in contact met kinderen en dat is een positief gegeven voor het kind.

Maar dan als het kind vier jaar wordt, dan moet er gekeken worden naar wat voor een school het gaat.

Is het zo zwakbegaafd dat het kind naar een zmlk school moet of heeft het kind het in zich zitten dat het dingen in zich kan opnemen en kan het naar een basisschool.

Een kind moet dan een aantal testen doen en daar kan uit komen wat het beste is voor een kind met syndroom van Down.

Als het kind met syndroom van Down naar het reguliere onderwijs kan dan moet iedereen er ook voor honderd procent voor gaan.

Er moet een geschikte school gevonden worden die in de buurt ligt want dan kan het kind met syndroom van Down ook buiten schooltijd met haar/zijn vriendinnetjes en vriendjes spelen.

De voordelen en nadelen van een reguliere school kunt u teruglezen in hoofdstuk 4 op

pagina 12.

Als het nou niet mogelijk is om een kind met syndroom van Down in het reguliere onderwijs te plaatsen dan moet een kind met syndroom van Down naar een zmlk school.

Daar heeft een kind met syndroom van Down alles wat hem/haar verder kan helpen in het onderwijs, specialisme onder dak, leerkrachten en assistenten hebben een gespecialiseerde helpende hand voor deze kinderen, kleine klassen, leerstof voor hun niveau enzovoort.

De voordelen en nadelen van een zmlk school kunt u terug lezen in hoofdstuk 4 op

pagina 12.

Maar als er een kind met syndroom van Down is dat er een beetje tussenhangt, het kan niet voor vijf dagen naar het reguliere onderwijs en het is niet helemaal op zijn plek op een zmlk school dan bestaat er nog een combinatie van beide.

Met een combinatie tussen de twee scholen bedoel ik dat het kind met syndroom van Down een of twee dagen naar een reguliere school gaat en de rest op de zmlk school zit.

Dit heeft voor de kinderen met syndroom van Down meer voordelen.

Die voordelen zijn dat het kind met syndroom van Down een goede start heeft in de ‘normale’ samenleving, het begint al vroeg om te gaan met ‘normale’kinderen, het kind wordt socialer, het kind krijgt van elke cultuur wat mee dus wat van de ‘normale’ cultuur maar ook van de ‘syndroom van Down’ cultuur.

Een kind gaat zich niet eenzaam voelen want het zit ook nog met andere kinderen met syndroom van Down in de klas, of met kinderen zonder syndroom van Down, maar wel met dezelfde vraagstelling.

En zo zijn er nog wel meer voordelen van een combinatie tussen een reguliere school en een zmlk school.

 

9.2 Aanbeveling

 

Mijn aanbeveling voor de dr. A van Voorthuysenschool is dat ze de kinderen met syndroom van Down die het aankunnen zo les moeten geven dat de kinderen met syndroom van Down eventueel later of voor een of twee dagen naar het reguliere onderwijs kunnen gaan.

 

Ik zou de dr. A van Voorthuysenschool aanbevelen het te proberen om een aantal kinderen met syndroom van Down die het aankunnen, en die in staat zijn om dingen te leren, en waarbij de sociale ontwikkeling goed gaat voor een of twee dagen naar een reguliere school moeten laten gaan, at moeten dan wel kinderen zijn waarvan ze het zeker weten dat zij het aankunnen, omdat er nu niemand op deze school verspreid les volgt op een reguliere basisschool en op een zmlk school. Ik denk dat de kinderen die leerbaar zijn, en waarbij de sociale vaardigheden goed zijn het best voor een paar dagen aankunnen.

 

Verder zou ik aanbevelen dat ze het tempo waarop ze met kinderen bezig zijn die een grote leerbaarheid hebben misschien wel iets sneller kan, omdat die kinderen te lang met een onderwerp bezig blijven. Die kinderen kunnen misschien al wel een stapje verder.

Misschien is dat wel goed voor de kinderen maar, als ze een aantal kinderen naar het basisonderwijs zouden laten gaan, dan zou dat voor die kinderen een te grote stap zijn, omdat daar het tempo veel sneller gaat en de leerbaarheid hoger ligt.

Ze hoeven ook niet gelijk te komen met de reguliere scholen want het is niet voor niets een speciale school.

 

Een andere aanbeveling is dat de dr. A van Voorthuysenschool de leerlingen elk jaar een test te laten afnemen om zo te kijken of een leerling nog wel in de goede klas of op de juiste school zit.

Zo’n test zou een intelligentietest kunnen zijn. in ieder geval een test waar je kan uithalen of een kind vooruit is gegaan of juist achteruit is gegaan in zijn/haar verstandelijke ontwikkeling

Door zo’n test kan een kind met syndroom van Down misschien wel overgeplaatst worden naar het reguliere onderwijs en dan voor een of twee dagen.

 

Ik heb ook nog een aanbeveling voor de ouders van kinderen met syndroom van Down:

 

Ouders moeten als eerste kijken wat het beste is voor hun kind, of ze hun kind op een reguliere school plaatsen of op een zmlk school.

Als ze er zeker van zijn dat ze hun kind met syndroom van Down op een reguliere school willen plaatsen dan moeten ze een goede school uitzoeken.

Die school moeten er dan met al het personeel er voor zijn dat er een kind met syndroom van Down op hun school komt.

En als hun kind dan op die school zit dan moeten ze het kind wel goed in de gaten houden of hun kind wel mee kan doen met de rest van de kinderen en of het niet maar een beetje bij zit en weinig van de leerstof oppakt.


Slotwoord.

 

Bij de uitvoering van mijn examenscriptie zijn veel mensen betrokken geweest.

Een onderzoek zoal dit staat of valt natuurlijk met de medewerking van ouder en scholen.

De bereidheid om mee te werken aan het onderzoek door middel van het geven van interviews was erg groot.

Ik wil hiervoor graag de mensen en instanties bedanken die mij hebben geholpen met het maken van mijn examenscriptie:

 

Graag wil ik de mensen bedanken met wie ik een interview heb mogen houden:

 

 

Verder wil ik de instanties bedanken die mij informatie hebben toegestuurd:

 

 

Graag wil ik de ouders bedanken van wie ik foto’s heb gekregen van hun kind (eren):

 

 

 Graag bedank ik ook alle andere ouders die ik vergeten ben om te noemen voor hun reacties via e-mail.

Ik vond het leuk om deze scriptie te maken en ik heb er veel dingen van geleerd die ik voordat ik aan mijn scriptie begon nog niet wist.

Verder hoop ik dat u het leuk vond om mijn scriptie te lezen.

En dat u nu wat meer te weten bent gekomen over kinderen met syndroom van down, en over kinderen met syndroom van Down in het zmlk onderwijs en het reguliere onderwijs.


Bronvermelding

 

Boeken

 

Federatie van ouderverenigingen:                     Downsyndroom: de feiten

 

Gillian Bird                                   :                  Onderwijskundige behoeften van kinderen met

Seu Buckley                                                    Downsyndroom.

                                                                       Een handboek voor leerkrachten.

 

Bohn Stafleu van Loghum            :                   Van zorg naar ondersteuning: ontwikkelingen in

de begeleiding van personen met een 

verstandelijke handicap.

 

Baks J.M                                :                      Over kinderen die men mongooltjes noemt.

                                                                       Baarn 1991

 

Bogers H red                           :                      Een chromosoom teveel

                                                                       Nijmegen 1984

 

Federatie van ouderverenigingen:                     Ons broertje heeft Downsyndroom,

                                                                       Voor kinderen van 6 tot 9 jaar.

                                                                       Fed. Van ouderverenigingen 1992

 

Hellincs W.                              :                       Vroegtijdige hulpverlening aan gezinnen met een

                                                                        Mentaal gehandicapt kind.

                                                                        Deel 1: achtergronden

                                                                        Deel 2: ontwikkelingsprogramma

                                                                        Leuven 1980

 

Kooten T van                          :                        Ruimte op school. ‘bondgenoot of tegenstander

                                                                        van zorgverbreding?

                                                                        Groningen 1988

 

Leschot N.J                             :                       Chromosomenondezoek

vereniging Samenwerkende ouder en  patiënten organisatie

            Baarn 1980

 

Schotten U.                             :                      Spel en speelgoed bij geestelijke gehandicapte

                                                                       Kinderen

                                                                       Nijmegen 1985

 

Talstra E Red                           :                       Ja kun je krijgen. Over intergratie van 

                                                                       mongoloïde kinderen in het reguliere onderwijs

                                                                       Den Haag 1980.

 

 

 

 

Weelden J van                         : Uw kind hoort niet op deze school. Een pleidooi voor

Bakelen D.C van                        intergratief onderwijs aan gewone en buitengewone kinderen.

                                                  Amersfoort/Leuven 1980.

 

Hans J Kaschade

Niels EE van Veenendaal         :  VIM kwartaalblad. Activeringsoefeningen voor gehandicapte

                                                   Kinderen.

 

A.J,M Scheepstra:                       Het vroegtijdig verlaten van de basisschool door leerlingen

S.J Pijl.                                       Met Down Syndroom

                                                   GION 1996

 

John F. Unruh                          :  De zorg voor kinderen met Downsyndroom

                                                  Acoo Leuven Amersfoort

                                                  1e druk 1999


Artikelen:

 

Jetty Buma, Zetten                               : Dysphatische ontwikkeling bij kinderen met 

                                                             Downsyndroom.

                                                             Down + Up uitg.

                                                             Nr. 40

                                                             Blz 19 – 21 – 23

 

R.J Cameron                                       : Het moet ophouden!

                                                             Omgaan met ongewenst gedrag

                                                             Stichting Downsyndroom uitg.

                                                             Versie – 3 februari 1990.

                                                              nieuwe opmaak van 21 januari 1997

                                                             Blz 3 t/m 8

 

Seu Buckley                                        :  Onderwijs aan kinderen met Down Syndroom

                                                               Down + Update uitg

                                                               Nr. 52 1996 – 2000

                                                               Blz. 1 t/m 9

 

Annete Heffels                                  :    De wonderdokter voor zeer moeilijke lerende kinderen

                                                             Margriet uitg.

                                                            

                                              

Scholen die ik heb gebeld voor informatie

 

Naam instantie: Koniging Wilhelminaschool

Telefoonnummer:         0345632361

 

Naam instantie: Dr. A van Voorthuysenschool

Telefoonnummer:         010 - 4291587

 

Internetsites

 

www.syndroomvandown.nl

www.downsyndroom.nl

www.gezondheid.be

www.gehandicaptkind.pagina.nl

 

Reacties via e-mail:

 

gea@stuitje.nl

rob@syndroomvandown.nl

i_breedveld@hotmail.com

ilse@tricentric.nl

darrengeerdink@home.nl

marit_hoogendoorn@zonnet.nl

sandra.v@tiscali.nl

admin@wilhelminaleerdam.nl